Begin maart trok Circuscentrum met een twintigtal artiesten, organisatoren, programmatoren uit de circussector en vertegenwoordiging van Departement en kabinet Cultuur op studietrip naar het Verenigd Koninkrijk. Doel: enkele interessante circusplekken bezoeken maar ook enkele hot topics tackelen die leven aan beide kanten van de plas: over inclusie, productie en (psychologische) veiligheid.
– Door Liv Laveyne –
Vooreerst misschien het slechte nieuws: de Brexit heeft ook gevolgen voor de uitwisseling tussen artiesten en organisatoren langs beider kanten. Zo zijn er de veranderde regels rond werkvergunningen, het wegvallen van Europese subsidies voor samenwerkingen met én de traditionele rompslomp met paspoortcontrole. Het goede nieuws evenwel is dat -als het openbaar vervoer een beetje meewerkt- je vanuit Brussel-Zuid in twee uur in hartje Londen staat. Al is het niet meteen daar waar de Vlaamse delegatie naar trekt, wel naar het Noorden van Londen, naar Jacksons Lane.
Inclusie als spiegel van de samenleving
Het kunstencentrum Jacksons Lane noemt zichzelf de leading venue in de UK op vlak van het ondersteunen en presenteren van hedendaags circus met zowel een stevige circusprogrammering, een jeugdatelier, een residentiewerking en (micro)beurzen voor artiesten. Maar Jacksons Lane is ook en vooral al 45 jaar een ontmoetingsplek voor de buurt. Een leegstaande kerk werd in de jaren 1970 een community center en groeide uit tot bruisend podium waar onder meer comedian Suzy Eddie Izzard haar eerste stappen zette.
In de activiteitenluwte van Corona nam Jacksons Lane de tijd om de plek stevig te renoveren: de oude kerk werd onderverdeeld in verschillende ruimtes met in de nok een grote polyvalente zaal die vooral verhuurd wordt voor evenementen (80% van de totale inkomsten komt uit zaalverhuur) en beneden vier kleine maar hoge repetitieruimtes die met 6,5 m hoogte ideaal zijn voor aerial technieken.
Ik wil in de zaal de mensen zien die ik op straat tegenkom.
Aanpalend is er de theaterzaal en een café/cafetaria waar jonge gezinnen en ouderen uit de buurt hun vaste stek hebben. Jacksons Lane blijft in die zin trouw aan zijn sociale ontstaansgeschiedenis met het traditionele kerstdiner voor minderbedeelden of -zoals nu met de heersende energiecrisis- hun ‘Warm welcome’ waarbij iedereen van 10u ‘s ochtends tot 10u ‘s avonds warmte binnen kan zoeken tijdens de wintermaanden zonder verplichting om deel te nemen aan activiteiten of iets te consumeren. Die inclusieve aanpak rendeert misschien niet meteen in een stijgende ticketverkoop maar werkt in de lange termijn wel in een inclusieve publieksmix. Het is het streven van Adrian ‘Ade’ Berry, artistiek directeur van Jacksons Lane: “Ik wil in de zaal de mensen zien die ik op straat tegenkom”.
Dat betracht ook Kelsie Acton, inclusion manager van Battersea Arts Centre, kortweg BAC, het bekende kunstencentrum in Zuid-Londen dat ’s werelds enige volledige relaxed venue is. Ze brengen er prikkelarme relaxed performances en hebben een aangepast toegankelijkheidsbeleid met bijvoorbeeld chill out rooms en dempende koptelefoons voor mensen met psychosociale noden zoals La Tourette, ADHD of hypersensitiviteit.
“Als we spreken over inclusie in onze zalen dan moeten we de vinger aan de pols houden met de realiteit daarbuiten. En dat is volgens demografische gegevens dat 15% mensen met een fysieke beperking zijn, 7% mensen lijden aan ADHD of hebben een andere neurosociale nood. Die realiteit willen we weerspiegeld zien in de voorstellingen die we aanbieden.”
Ook Kaveh Rahnama is niet vies van quota’s. Hij is project leider van Future Formed, een project in Londen dat ‘ondergerepresenteerde’ jonge starters tussen 16 en 30 jaar ondersteunt in hun artistieke carrières. Hij spreekt over quota niet als dogma maar als doel. “Ik wil 90% aan ondergerepresenteerde groepen bereiken. Dat kan zijn in gender, economische situatie of culturele achtergrond. Sommigen vinden zo’n doelstelling verlammend maar ik vind het geruststellend omdat ik weet waarnaar ik streef.”
Els Degryse van Cirque Plus in Brugge beaamt: “Bij inclusie gooit iedereen alles op één hoop en dat werkt net contraproductief. Je kan niet op alle slakken zout leggen. Het is belangrijk om een keuze te maken waarrond je specifiek wil werken en met en voor wie.” Sinds 2018 ontwikkelt Cirque Plus jaarlijks een show met mensen met een fysieke of mentale nood. De komende jaren wil het festival dit verder ontwikkelen met een educatief programma rond circus en theater en zo mensen met een fysieke of mentale nood professionaliseren tot circusartiest.”
Voor Degryse een al jarenlange verzuchting. “Als jongere ging ik mee op Jomba kamp (kampen voor kinderen met een specifieke nood). Daar besefte ik dat het niet ging over wat de kinderen niet konden maar net wat ze wél konden. We vertrekken nog altijd te vaak vanuit de beperking in plaats vanuit de mogelijkheden.”
“Op scène is er meer en meer aandacht voor inclusie en diversiteit, maar in de werkingen zelf, zeker ook in de kunstorganisaties, is er nog veel werk aan de winkel, in het personeelsbestand, in het publiek dat je aantrekt…” vindt Rahnama. “Het geld dat omgaat in de kunstensector spenderen we nog teveel aan de pure creatie en niet aan de werking. Of we spreken over diversiteit en dan is het vaak nog de oude blanke man die met zwarte kinderen werkt.”
“I piss on pity,” zegt Acton. Het zijn niet haar woorden maar de slogan van muzikant Johnny Crescendo in de jaren 1990 die de aai over de bol aanklaagde en aandrong op een doordacht mindervalidenbeleid. “Je kan dan wel een volledig genderneutraal en aangepast gehandicaptentoilet hebben maar wat heeft dat voor zin als je het gebouw niet binnen kan met je rolstoel? Inclusie is een plek bieden waar iedereen welkom is. Dat klinkt logisch toch? Maar het is niet omdat iedereen welkom is, dat je er welkom voelt.” Dat beaamt iedereen. Equity is not equality, ofwel het gaat niet om gelijkheid – dat kan ook niet want iedereen is anders en heeft andere noden – maar het gaat over dezelfde kansen geven. “En ja, misschien betekent inclusie voor de één dat je aan de andere kant iemand uitsluit en dat is oké, zolang je daar eerlijk en transparant over bent want net daar ligt de dialoog,” vindt Rahnama.
Maar het belangrijkste is misschien wel de call for action. Het gewoon doen, met de nodige trial and error, maar we moeten stoppen te praten over de mogelijke hindernissen maar ze net als opportuniteiten aanpakken. Want dat is net het boeiende vindt Acton: “Een podiumvoorstelling vraagt om geconcentreerd samen te zijn met vreemden in publiek. Dat maakt ons tot het meest interessante labo voor onze samenleving.”
Een inclusieve musical over een bont circusgezelschap tijdens de naziterreur en hoe de vervolging van Joden en minderheden daar interne barsten zaait maar ook samenhorigheid creëert. Speelt het verhaal zich af in de jaren dertig van de vorige eeuw, dan krijgt deze inclusieve voorstelling subtiel ook een actuele boodschap van verdraagzaamheid en gelijkwaardigheid.
Het gezelschap Extraordinary Bodies zet mensen met een fysieke en psychische nood samen op scène, met ook aandacht voor een inclusief publiek. Zo is er audiodescriptie voor blinden, maar het is bovenal de doventolk in rolstoel op scène die de gebarentaal met handen en mimiek omzet tot een pure ontroerende choreografische parel.
Waar zijn die circusproducenten in Vlaanderen?
Even verderop, een half uurtje sporen vanuit Londen, ligt Newbury. Een soezend stadje vooral bekend als geboorteplek van Michael Bond, de auteur van Beertje Paddington, en van 1942 tot 1993 locatie van de luchtmachtbasis RAF Greenham Common. Het is hier, in een oude vliegtuigloods dat 101 Outdoor Arts sinds 2014 gehuisvest is. De circuswerkplaats is een residentieplek voor een zestigtal gezelschappen per jaar, fungeert als kenniscentrum en heeft een bouwatelier met focus op buitenvoorstellingen waarmee ze ook rond Newbury toeren.
De afgelegen site zet aan tot focus met twee grote repetitie/oefenzalen, een loods voor hout- en metaalbewerking, slaapunits voor vijftien personen én een heerlijke keuken (ze plannen een kookboek rond gezonde voeding voor circusartiesten uit te brengen). Het is dan ook bijzonder, dat 101 Outdoor Arts los van de infrastructuur ook expertise biedt met ontwikkelingsprogramma’s voor artiesten. Zo zijn er labo’s rond onder andere (ecologisch) design, dramaturgie en regie en met de opleidingsreeks ‘Toolbox’ mikken ze op producers rond cultureel leiderschap en ondernemen. The place to be dus voor een rondetafelgesprek over nieuwe modellen in creatie en productie.
Een gesprek dat begint in een Babylonische spraakverwarring rond ‘commissioned work’ (of ‘besteld werk’, wat wij in Vlaanderen als coproductie verstaan als pure geldelijke inbreng) en ‘coproduction’ (ondersteunen van producenten in aanbieden van expertise en infrastructuur, ‘onze dank aan’ in de credits bij wijze van spreken), over Vlaamse subsidies versus (beperktere) Britse fondsen en de langs beide kanten niet evidente zoektocht naar privaat geld. Maar misschien wel meteen de meest opvallende vaststelling: dat er eigenlijk geen circusproducenten in Vlaanderen zijn.
In de Angelsaksische landen zijn volgens de traditie van het Shakespeariaanse theater er uitgeschreven rollen: de schrijver, de regisseur, de (hoofd)acteur en bijrollen, de kostuum-en decorontwerper en ook de producent. Die traditie is er veel minder in Vlaanderen waar de kunstenaar al die rollen in het makerschap verenigt.
De rol van producer is vooral in de UK gangbaar en ook daar zitten grote verschillen tussen: sommige legden hun artiestenrol af en produceren enkel hun eigen of andermans werk, enkele enkelingen zoals het producerduo Split Second zijn zelf geen makers. Maar één iets is overduidelijk, de taak van de producent is cruciaal en omvangrijk: “De producent is de intermediair en facilitator tussen idee en uitvoering, van concept tot op de planken of de piste. Als producent ben je er om de creatieve visie te realiseren. En daarom moeten 1) de mensen het eerst weten, 2) het geld gevonden om het te realiseren, 3) mensen en middelen bijeengebracht, 4) deze mensen en middelen goed opgevolgd, en tenslotte 5) weer uitgedragen communiceren,” zegt Luke Hallgarten, artistiek directeur van The Revel Puck Circus. De producer is kortom degene die het immateriële materialiseert, een soortement X-Men-achtig figuur lijkt wel of zoals Vicki Dela Amedume van Upswing telt: “We zorgen ervoor dat de artiest zich bezig kan houden met wat hij/zij/hen wil maken, de producer kijkt hoe dit kan gemaakt worden.”
Aan Vlaamse zijde klinkt meteen geroezemoes als mentalist-goochelaar Tim Oelbrandt droog opmerkt: “Dan zijn wij als circusartiesten in Vlaanderen toch allemaal onze producenten.” Misschien is dat net de vinger op de wonde. Van burn-outs, maar ook geldtekorten tot inefficiënt bijeenbrengen van resources… In Vlaanderen zijn producties bijna volledig artist driven. Artiesten zijn én maker én producent én indien nodig ook nog de chauffeur en de loodgieter. Producenten of productiehuizen in circus zijn er niet. Volgens Danielle Corbisly, hoofd van het residentieprogramma van 101 Outdoor Arts, is dat ook bepaald door de historische context: “In de Angelsaksische landen zijn volgens de traditie van het Shakespeariaanse theater er uitgeschreven rollen: de schrijver, de regisseur, de (hoofd)acteur en bijrollen, de kostuum-en decorontwerper en ook de producent. Die traditie is er veel minder in Vlaanderen waar de kunstenaar al die rollen in het makerschap verenigt.”
We moeten oppassen dat we te veel rollen op ons te nemen, want daar loert de burn-out om de hoek.
“We moeten dat blijven koesteren in circus,” vindt Ezra Trigg van trapezecircus Gorilla Circus. “Dat is waar onze weerbaarheid van komt. Als het ganse theaterapparaat ineenstort, dan zullen wij circusmensen nog altijd een show maken. Ik zie dat in de andere kunsten nog niet zo snel gebeuren.” Jan Daems, opleidingshoofd van circushogeschool Codarts Rotterdam, maakt de (ernstige) grap: “Ken je het verschil tussen een acteur, danser en een circusartiest? Een circusartiest kent de naam van de technieker. Het is dat respect dat we ook op onze school meegeven, een productie is maar zo sterk als je team.” Circusartieste Jakobe Geens beaamt: “Ik hou van die filosofie in circus. Dat je samen ook de tent opzet en afbreekt, dat je mee verantwoordelijk bent voor het ganse proces.” Anderen, zoals circusdramaturge Margot Jansens vinden dat een te romantisch idee: “We moeten oppassen dat we te veel rollen op ons te nemen, want daar loert de burn-out om de hoek. We kunnen wel zeggen dat het alles doen in onze identiteit als circusartiest zit maar een identiteit is geen idee fixe maar veranderlijk in de tijd en ruimte.”
Aangaande de nood aan de professionalisering van de Vlaamse circussector is dit een belangrijke conclusie naar beleid toe. In Engeland bestaan er beurzen voor producenten maar niet zo in Vlaanderen. Binnen het Vlaamse Kunstendecreet zijn er wel enkele alternatieve managementbureaus (vb. Vincent Company) en productiehuizen (vb GRIP) maar de taken van de producent worden toch voornamelijk opgenomen door de gezelschappen en artiesten zelf met als gevolg enerzijds een te grote druk op de schouders van artiesten en anderzijds een te grote overhead per organisatie. Al vindt Margot Jansens dat dit noopt tot anders organiseren. Ze richtte een vzw op Detail Company dat eerder dan als collectief als een collectie van verschillende makers zal fungeren waarin de rollen wisselend kunnen worden opgenomen.
Hoewel er zeker iets te zeggen is voor het opdelen van de rollen, vraagt het ook waakzaamheid, vindt Vicki Dela Amedume. “Een industrie die zich professionaliseert, werpt ook barrières op waarbij de producent de gatekeeper wordt en waarbij wie de centen beheert, de richting bepaalt. Dat is een kwalijke evolutie. Produceren gaat niet om controle nemen maar het kader scheppen om ruimte te geven.”
Safety first vanop de schoolbanken tot op de planken
Van een oude vliegtuigloods in Newbury gaat de reis naar havenstad Bristol, stad van de triphop muziek maar ook de belangrijkste circusstad in de UK met een grote circushogeschool en jeugdatelier (Circomedia) en de grootse concentratie aan circusorganisaties (zoals de collectieve creatieruimte Unit 15). Maar verzamelen doen we die dag op een iconische plek, in The Old Vic. Gebouwd in 1766 is dit het oudste nog werkende theater in het Engelse taalgebied waar nog dagelijks voorstellingen worden gespeeld.
We gaan er in gesprek met Anna MacGregor, mede-oprichter van Safer Spaces, een organisatie die festivals en evenementen sensibiliseert en concrete handvaten aanbiedt om een inclusieve omgeving te bieden, vrij van seksueel geweld en intimidatie. En dat is geen overbodige luxe want net als in de Belgische kunsten, circus en onderwijssector zijn ook in UK de afgelopen jaren verschillende #me too situaties aan het daglicht gekomen.
Meer dan 9 op 10 vrouwen in België zeggen seksueel lastig gevallen te zijn in publieke plekken, 94% daarvan werden niet gerapporteerd aan politie.
Het gesprek vindt plaats in een klein salonnetje, dat letterlijk aanvoelt als een safe space, een vertrouwensplek achter gesloten deuren. Wat hier gezegd wordt, kan in alle vertrouwen. MacGregor schotelt ons enkele ontluisterende cijfers uit België voor. 4 op 5 vrouwen en 2 op 5 mannen zeggen hands-off sexual victimisation te hebben ervaren. Meer dan 9 op 10 vrouwen in België zeggen seksueel lastig gevallen te zijn in publieke plekken, 94% daarvan werden niet gerapporteerd aan politie. Onder seksuele intimidatie wordt onder meer verstaan: aanstootgevende objecten, seksuele grappen of commentaren, provocatieve geluiden, ongewenst aanstaren, ongewenste berichten of gedeelde foto’s of video’s.
Gezien circus net als sport niet alleen fysiek maar ook mentaal zwaar is, is het belangrijk om de grenzen af te bakenen in van wat kan en niet kan, zowel lijfelijk als psychologisch, en dit zowel voordien, tijdens of daarna. En dat gaat over meer dan een ‘nee is een nee’. “Toestemming betekent dat je iets doet waarvan je zeker bent dat het jouw keuze is zonder druk of angst voor de gevolgen. Toestemming kan op elk moment ingetrokken worden en je hebt het recht om van mening te veranderen. Veel circusartiesten werken freelance en hebben geen sociale bescherming. Dat brengt vaak ongelijke machtsverhoudingen met zich mee wat betreft een job verkrijgen of behouden,” zegt MacGregor.
Grotere organisatiestructuren hebben voor hun werknemers een vertrouwenspersoon intern in de organisatie (liefst democratisch gekozen in het team en geen persoon in een leidinggevende functie) en een vertrouwenspersoon extern. Om semi-openbare ruimtes zoals een hal of een plein bij een schouwburg of festival en waar veel verschillende groepen elkaar ontmoeten (vb. jongeren, maar ook wifi-lozen, daklozen,..) tot een safe space voor het publiek te maken, kan een publieksbemiddelaar de (onderlinge) relaties van de bewoners en passanten reguleren.
Voor freelance artiesten ontbreekt echter een structurele aanpak. Kunstenpunt heeft voor artiesten weliswaar een Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag waar twee psychologen werken, maar een dichtbije en aan-de-wortel-aanpak ontbreekt. Zo is in de Angelsaksische podium- en filmwereld een intimacy coordinator op de set of de planken al jaren ingeburgerd.
Veel circusartiesten werken freelance en hebben geen sociale bescherming. Dat brengt vaak ongelijke machtsverhoudingen met zich mee wat betreft een job verkrijgen of behouden.
Iedereen onderstreept het belang van een brede aanpak van op de schoolbanken tot op de planken. Jan Daems vertelt hoe er in Codarts een anoniem meldpunt werd opgericht voor ongewenste intimiteiten maar dat net die anonimiteit een rem was en dat studenten aangaven dat ze net een gezicht nodig hadden om te kunnen/durven spreken. Mc Gregor benadrukt het belang van een netwerk waarbij omstaanders bijstaanders zijn die bijstand bieden. “Voor de slachtoffers is het vooral belangrijk om het proces in gang te zetten en meteen aan te pakken, te destigmatiseren en helder te communiceren.”
Misschien is dat wel de belangrijkste moraal van deze trip dat we geen omstaanders blijven maar bijstaanders zijn of het nu gaat over inclusie, productie of veiligheid. Of het nu gaat over Vlaanderen of de andere kant van de zee. Hoe woelig de waters soms, we zijn elkaars brug. Of zoals Jan Daems in de Whatsapp groep post als bij het afscheid als een warm tot ziens: “Collega’s, dit was circus op zijn best met lachen, zoeken en stiltes. Blij dat ik dit met jullie kon meemaken.”
Martine Linaer (Artistiek coördinator circuswerkplaats Dommelhof & festival Theater op de Markt)
“Het was een bijzonder fijne en intense en inspirerende driedaagse. Meestal zie je als programmator vooral veel voorstellingen maar ditmaal leer je organisaties kennen en komen ook hete hangijzers aan bod. Het viel me op hoe de UK op bepaalde vlakken al veel verder staat dan wij in Vlaanderen, zeker wat betreft inclusie en veiligheid. Die sessie in Bristol over het belang van safe spaces heeft me achteraf nog veel beziggehouden. In de grote structuur van Provincie Domein Dommelhof waarin ik werk zijn die mechanismen wel al min of meer ingebed binnen H&R met een vertrouwenspersoon, maar voor artiesten is dat vangnet er niet. Daar wil ik vanuit de circuswerkplaats ook werk van maken. Enerzijds hoe we als circuswerkplaats en festivalorganisator daarop kunnen anticiperen vanuit ons HR beleid, maar ook hoe ik als coördinator dat gesprek kan aangaan met artiesten en bewustzijn daarvoor creëren.”
Wouter Rogiers (Adviseur cultuur kabinet Jan Jambon)
“Als vreemde eend in de bijt heb ik kunnen waarnemen hoe divers de circussector is. Het viel me ook op hoe gedreven iedereen is en hoe zeer iedereen zich openstelde naar elkaar toe maar ook naar de collega’s in het buitenland. Het in die zin voor mij een leerrijke ervaring geweest: enerzijds om de Vlaamse circussector beter te leren kennen, en anderzijds is het altijd goed om te zien hoe het elders eraan toegaat. Het is duidelijk dat in het Verenigd Koninkrijk circus commerciëler wordt aangepakt, terwijl in Vlaanderen dit meer artistiek is. Dat toont ook de kracht van subsidies in Vlaanderen, het schept een veilige omgeving waar tijd en ruimte is om te creëren en die artistieke vrijheid te nemen, terwijl in de UK de tijds- en financiële druk de kwaliteit niet altijd ten goede komt. Dat neemt niet weg dat we nog veel kunnen leren uit de wijze waarop de private financiering en fondsenwerving daar gebeurt. Wat ik zeker meeneem van deze ervaring naar het beleid toe? Het gegeven rond inclusie en psychologische veiligheid zijn belangrijke thema’s waarvoor we in het decreet nog te weinig aandacht hebben en waarbij we binnen de subsidiëring nog extra stimulansen kunnen voorzien. In tegenstelling tot in het Kunstendecreet zijn er in het Circusdecreet geen echte pure circusproducenten dus zien we daar geen mogelijkheden om dat in te kantelen in het decreet als een nieuwe extra organisatievorm, maar we moeten wel erop attent zijn dat de rol als producent ten volle kan opgenomen worden binnen de festivals, werkplaatsen en gezelschappen zodat die professionalisering zich op een correcte manier kan doorzetten.”
Emma Ketels (boekingskantoor Je Buro)
“Het viel me op hoe circus in de UK veel meer als een industrie bekeken wordt. Zo zijn daar enorm veel producers terwijl wij dat begrip eigenlijk in Vlaanderen niet kennen. In al die ondersteunende beroepen -los van de artiesten- en dan doel ik op programmatoren, coproducenten, werkplaatsen, spreidingskantoren… merk je hoe die functies al naargelang heel verschillend worden ingevuld en dat dit ook een bron van frustraties en misverstanden kan zijn. Ik voelde na het gesprek in 101 Outdoor Arts toch wel dat er een nood is om die taken en verantwoordelijkheden ook in Vlaanderen meer te definiëren. Een theaterboekingskantoor in Vlaanderen is voorbeeld vooral een verkoopbureau, terwijl een circusboekingskantoor in Frankrijk van in het begin mee de financiering probeert rond te krijgen en tot op het einde mee op tournee gaat. Vanuit Je Buro beheer ik ook dossiers, bereid subsidieaanvragen voor en zoek coproducenten. Het deed me beseffen misschien run ik dan toch geen boekingskantoor maar ben ik meer een producent….”
Maarten Janssens (straattheater en atelier De Machienerie)
“Ik heb al in veel artiestenmeetings gezeten en dan is het vaak een twee uur gelimiteerd instrumenteel gesprek. Zo’n rondreis van drie dagen geeft de opportuniteit om niet alleen andere plekken in het buitenland te leren kennen maar vooral ook om de mensen die meegaan en die het Vlaamse circusveld mee bevolken, eindelijk eens goed te leren kennen. Ik ben ervan overtuigd dat dit evenzeer, zo niet nog meer tot kruisbestuivingen en samenwerkingen leidt. Wat mij enorm verwonderde is hoe het Britse circusveld vooral leeft op fundings en private gelden, maar hoe ze dat precies bewerkstelligen daar ben ik toch nog altijd benieuwd naar. Ook de passage bij 101 Outdoor Arts was voor mij als bouwer en ontwerper natuurlijk een fijne kennismaking. Een residentiewerking in combinatie met een bouwatelier zorgt toch voor een andere energie omdat je dan ook scenografisch echt dingen kan testen, eerder dan dat dit het eindproduct wordt van een creatie. Maar wat me het meest heeft aangegrepen van de UK trip is wel de sessie rond psychologische veiligheid. We zijn voorzichtige stappen aan het zetten in Vlaanderen maar staan bij lang nog niet zo ver als in de UK. We hebben het vaak over materiële veiligheid maar vergeten het mentale welzijn. Ik wil ook zoeken hoe ik mijn steentje daartoe kan bijdragen.”