Tim Oelbrandt en Kurt Demey bevragen de (nieuwe) rol van de goochelaar

Het is niet gemakkelijk om Tim Oelbrandt en Kurt Demey in een hokje te plaatsen. Het fundament van hun artistieke praktijk wortelt in de goochelkunst, maar allebei stellen ze de kunst boven het goochelen - al doen ze dat elk op hun eigen manier. Wat hen bindt is een brede visie op wat die traditionele circustechniek kan zijn, en vooral: kan doén met een publiek. 

Kurt Demey & Tim Oelbrandt

Het is een hartelijk weerzien tussen de beide heren, daar in Gent. Ze kennen elkaar al lang en ze kennen elkaars werk. Hoe kan het ook anders, in de kleine wereld van goochelarij en illusionisme, zo suggereer ik - maar ik sla de bal mis. “Vergis je niet,” schudt Demey het hoofd. “In zijn geheel bezien is de sector van de goochelkunst behoorlijk omvangrijk. Zeker als je de animatie-goochelaars op kinderfeestjes en recepties erbij rekent, en de mensen die goochelen op bedrijfsfeesten. Ik schat dat er in een kleine regio als Vlaanderen makkelijk een goede vijftig mensen hun geld mee verdienen.” “Vergeet ook de consultancy-sector niet,” vult Oelbrandt aan. “Ikzelf geef bijvoorbeeld achter de schermen vaak advies voor trucs in tv-series of films. Dat is een goede oefening in het opzij zetten van ego: ik geef de expertise waaraan ik al mijn hele leven bouw aan iemand anders, die er in een show of een tv-optreden zijn voordeel mee doet. (lacht) Voor zo’n productie is dat pure winst, want ik ben goedkoper dan special effects.” Demey: “Je hebt dus wel gelijk als het gaat over de ‘publieke’ goochelarij, over live voorstellingen. De mensen die je daar ziet verschijnen, vormen een beperkt veld. Maar beschouw Tim en mij alsjeblieft niet als een representatief staal van de goochelwereld, want die is veel breder dan wat wij doen.” 

Zelf komt Kurt Demey uit de beeldende kunsten, en baande hij zich ook via theater en circus een multidisciplinair pad. Pas rond zijn dertigste verdiepte hij zich specifiek in ‘mentalisme’ - de kunst van het gesuggereerde ‘gedachten lezen’ en van de psychologische manipulatie van een publiek. Zijn eerste avondvullende voorstelling Gehoornde Man betekende  in 2007 een kantelpunt in zijn oeuvre. Vandaag is hij met zijn gezelschap Rode Boom een van de structureel gesubsidieerde gezelschappen onder het Circusdecreet. Rode Boom definieert zijn creaties als ‘interactief belevingstheater’ dat speelt met toeval en het publiek wil verleiden tot een poëtisch denken. Mentalisme en illusionisme zijn daar de instrumenten voor. Demey: “Ik presenteer mezelf niet als een mentalist. Ik lees geen gedachten. Ik ben een acteur die doet alsof hij gedachten leest. Ik benoem dat heel duidelijk: ik ben een kunstenaar die mentalisme-tools gebruikt in zijn artistiek onderzoek; in theater, in poëzie, in beeldende installaties.” 

Je noemt jezelf ook geen ‘goochelaar’?

Demey: “Ik worstel een beetje met de term, moet ik toegeven, al wil ik er steeds vaker ook een lans voor breken. Alleen plakt aan ‘goochelaar’ nog steeds een beetje een oubollige sfeer en een esthetiek waarvoor ik niet sta. Mijn liefde voor de goochelcultuur is ook relatief laat geboren, Tim is al veel langer bezig met goochelen dan ik. Bovendien bekijken de ‘echte’ goochelaars mij niet als goochelaar.” (glimlacht) 

Oelbrandt: “Dat is net jouw sterkte! Ik ben zo lang gebrainwasht geweest door die traditionele goochelcultuur, dat het mij jaren heeft gekost om ze te kunnen loslaten. Ik wilde weg van die clichés, maar ik belichaamde ze zelf nog. Ik denk dat jij daar minder last van hebt gehad, je bent vrijer gestart.” 

Het is waar: Tim Oelbrandt goochelde al nog voor hij kon stappen. Als autodidact in de goochelkunst perfectioneerde hij zijn skills, werkte vele jaren in het buitenland als skileraar/stand-up comedian/goochelaar en won nog in 2017 de Grand Prix op het Open Nederlands Kampioenschap Goochelen. Tegelijkertijd raakte hij via een job als lichttechnicus sterk betrokken in de theaterwereld. Vandaag maakt hij zijn eigen voorstellingen, waarin zijn technische goochelskills een artistieke lading dienen. Producties als Heen en terug (2019), Spirals (2021) of Brain Freeze (2021) zijn allesbehalve klassieke goochelshows, maar magische theatervoorstellingen waarin ook mentalisme en hypnose een plaats krijgen. Toch noemt Oelbrandt zich onomwonden een goochelaar. Oelbrandt: “Ik voelde lang dezelfde weerstand als Kurt. Ik vond ‘goochelaar’ niet cool genoeg, er plakte een cliché aan over de kaarten, de duiven en konijnen. Maar als je dat cliché wil veranderen moet je die titel eerst aanvaarden, en dan tonen hoe het ànders kan. Dat is een lange weg, maar zolang wij zelf die titel de rug toekeren, kan de goochelarij zich niet emanciperen. Dankzij mijn samenwerking met regisseurs heb ik mijn blik kunnen verbreden, maar ik blijf trots op de titel van goochelaar. Ik weet hoe hard het werken is vooraleer je ook maar iets kunt tonen.”

Kurt Demey ©Tom Van Mele
Kurt Demey ©Tom Van Mele

Wat jullie delen is een verlangen naar de verbreding van de goochelkunst: jullie bedden je technische kunnen in in een veel breder palet aan kunstvormen. Vormen als theater of poëzie, waar de verbeelding regeert. Tegelijkertijd zijn jullie heel eerlijk over de uitgangspositie: de magie die jullie oproepen is slechts een spel. 

Demey: “Absoluut. Op de bühne speel je een spel, de afspraak is dat je een speler bent. Als je dat niet duidelijk maakt ben je fout bezig. Dan ben je een charlatan.”

Oelbrandt: "Onlangs nog zat er opnieuw een ‘believer’ in de zaal - iemand die dacht dat ik echt in contact stond met de doden. Zo’n persoon komt dan na de voorstelling naar mij toe, denkt dat ik een medium ben, spreekt over het leven na de dood. Ik probeer dan voorzichtig, zonder te bruskeren, duidelijk te maken dat ik trucs uitvoer. Vaak is dat voor zo’n toeschouwer moeilijk om te aanvaarden.”

Demey: “Ik probeer mensen nooit van hun geloof te doen vallen, het is hun recht om die spirituele zoektocht aan te gaan. Ik ben wel altijd heel eerlijk over mijn praktijk: ik doe niets paranormaals, ik gebruik trucs die die illusie wekken - zonder de aard van die trucs te verklappen. Maar ik wil geen bewijs zijn voor iemands geloof. Bovendien weet ook ik niet helemaal zeker of je al dan niet met de doden kunt spreken - wie zal het zeggen? Maar ik kan het alvast niet, dat moet duidelijk zijn.”

Oelbrandt: “Ik mag hopen dat het niet écht mogelijk is, anders zijn wij out of business.” (lacht)

Een tweede overeenkomst tussen jullie praktijken ligt in jullie ambities met het publiek: er mag meer op het spel staan dan een avond entertainment van hoog niveau. Wat willen jullie bij een publiek bereiken?

Oelbrandt: “Mijn zoektocht draait al mijn hele leven om de vraag wat magie precies is, en hoe je die kan opwekken. Magie is niet wat wij doen, of hoe wij iets doen - of het nu gaat over het laten verdwijnen van een balletje of het lezen van gedachten. Magie speelt zich af in de hoofden van de mensen, het is wat zij van je show maken, hoe zij die meenemen naar huis. In mijn ervaring vindt het grootste deel van de magie plaats in de foyer na de voorstelling, of in de auto, wanneer mensen terugvallen in de ‘normale’ realiteit en zich afvragen wat ze net hebben gezien. De ene beweert ‘ik heb dat gezien’ en de ander ‘het is zo gelopen’ - sowieso ontstaan er verschillende romantische verhalen over wat ze hebben beleefd. De truc zal altijd straffer zijn in hun gedachten dan in realiteit."

Demey: (knikt) “Een klassieke goochelaar creëert een sterke-man-effect: “Kijk eens wat ik kan! Ik kan een vrouw doen zweven, ik kan je doormidden zagen!” Met dit soort illusies tref je een publiek rechttoe-rechtaan in zijn geloofssysteem, en het is goed voor je ego als artiest: jij bent degene die goed is in zijn vak, jij bent degene die alles kan. Maar het is me doorheen de jaren steeds minder gaan interesseren om die sterke man te zijn. Ik ben op zoek naar het ‘magische moment’, het moment dat mensen in hun geloof worden geraakt over wat realiteit is, over wat ze met hun zintuigen kunnen kennen en weten. Je denkt dat de wereld zo werkt, en opeens blijkt die niet zo te werken. Je veroorzaakt bij een toeschouwer een scheur in zijn realiteitsdenken, een decalage. Ik wil weten wat dat met iemand doet.”

Oelbrandt: “Ik mag na al die jaren zeggen dat er in de goochelkunst geen of nauwelijks nog trucs zijn die ik niet ken, niet kan, of niet begrijp. Ik hoef mezelf dus niet meer continu te bewijzen als goochelaar: “Kijk, mijn handen zijn leeg, ik heb niets in de mouwen.”  Vandaag wil ik vooral beter worden in sfeer maken, in het vertellen van een verhaal. In zoverre dat ik dat verhaal de bovenhand laat nemen op de trucs. Als in een van mijn voorstellingen de muziek belangrijk is, of het beeld, of een ander theatraal element, dan geef ik die nu de ruimte. Ook als een straffe truc daarvoor moet wijken.”

Daarin volgen jullie de gelijkaardige evolutie van het traditionele naar het nouveau cirque, waar virtuositeit minder belangrijk is geworden. Weg van de virtuoze artiest, naar het inzetten van de trucs of skills in een breder verhaal. Dat is niet altijd makkelijk voor een publiek dat bepaalde verwachtingen koestert. 

Demey: “Dat klopt. Niet al mijn voorstellingen leiden tot een ‘mooie’ of ‘poëtische’ ervaring. Sommige mensen zijn na mijn shows kwaad of geschokt. Ik vind dat een even interessant artistiek resultaat, al is het het minder aangenaam voor hen.” (glimlacht)

Oelbrandt: “In de goochelpraktijk is dat hetzelfde. Van zodra je de focus op de truc achterwege laat en meer gaat voor verhaal, beeld en poëzie, zijn er een paar opties. Of je wisselt van publiek en je spreekt enkel nog het theaterpubliek aan, ofwel voed je je goochelpubliek op, probeer je het te laten kennismaken met iets nieuws. Met wat goochelen ook kan zijn, naast de kunsten van de ‘sterke man’.”

Demey: “Dat hoeft overigens geen ‘opvoeden’ te zijn. Je kan het ook gewoon aanbieden, en de mensen kunnen kiezen of het hun ding is. Wij gaan ook nooit beweren dat de meer traditionele goochelkunst niet mag bestaan, hé. Of het traditionele circus, of de traditionele dans. Het is fantastisch dat er nog een klassiek Zwanenmeer is, een voorstelling die eruitziet als een suikerspin en waarin je je helemaal kunt verliezen. Maar wij bewegen een publiek graag naar een hedendaagse bewerking, die iets anders biedt.”

Oelbrandt: “In die verwachtingen speelt een juiste communicatie een grote rol. Bij Brain Freeze zaten er grootouders met hun kleinkinderen in de zaal - die hadden ‘goochelaar’ zien staan en niet verder gekeken. Terwijl ik verdorie konijntjes opensnijd in die voorstelling! Dat is niet voor kinderen, hé.”

Tim Oelbrandt ©Tom Van Mele
Tim Oelbrandt ©Tom Van Mele

Jullie benadrukken allebei dat jullie praktijken theatraal of multidisciplinair zijn. Klopt het voor jullie dan toch dat jullie onder het Circusdecreet vallen of bij het Vlaamse circusveld worden gerekend? 

Demey: “Ik maak dat onderscheid in kunsten niet zo strak. Wat wij doen sluit aan bij circus, circus sluit aan bij de theater- en podiumkunstenwereld. Maar wij voeren ons artistiek onderzoek natuurlijk vanuit de goochelkunst, en goochelen wordt gezien als een circustechniek. Bovendien hebben de podiumkunsten een lange eigen geschiedenis met bepaalde patronen en opvattingen, en past wat wij doen daar toch ook niet helemaal in. Er zijn natuurlijk compagnieën in de theaterwereld die technieken uit het illusionisme gebruiken - ik denk nu spontaan aan dansgezelschap Peeping Tom - maar zij werken op effect, niet op techniek. Voor hen is het een bijvangst, voor ons is het de wortel. Los van die inhoudelijke reden zie ik de aansluiting bij de circussector ook als een pragmatisch voordeel. Het Circusdecreet is nieuw en fris, wat ons de vrijheid geeft om te experimenteren, om ons artistiek onderzoek te voeren zonder historische belemmeringen. We kunnen onszelf helemaal heruitvinden.”

Oelbrandt: “Goochelen heeft zich eigenlijk historisch gezien voor de tweede keer aangesloten bij het circus - dat vind ik wel een interessant feit. Oorspronkelijk is het een discipline die uit het theater komt. Omdat er op een gegeven moment weinig werk was, zijn de  goochelaars mee op reis getrokken met de nomadische circussen. Toen deze begonnen uit te sterven zijn de goochelaars andere dingen gaan doen, meer in de entertainmentsector. Door de professionalisering van de circussector en het Vlaamse Circusdecreet begin deze eeuw hebben ze zich opnieuw bij circus geschaard. Maar ik volg Kurt in het feit dat de hokjes niet zo belangrijk zijn. Het belangrijkste is dat er een decreet is, waardoor ook de Vlaamse goochelsector kan professionaliseren, net zoals de andere circustechnieken. Voor die missie wil ik mij graag inzetten.” 

Is die professionalisering nodig?

Demey: “Ja. Om maar iets te noemen: er is vandaag in Vlaanderen geen professionele opleiding voor de goochelkunst. Je begint als autodidact met een goocheldoos, en je blijft werken met die doos, zolang je dat zelf wilt. Je moet jezelf opvoeden. Er is geen hogere kunstenopleiding voor goochelaars, er zijn enkel de traditionele goochelclubs.”

Oelbrandt: “En daar heerst vaak een zekere starheid, dat moeten we toch toegeven. (provocerend) Hoeveel goochelaars komen er kijken naar jouw shows, Kurt?

Demey: “Bijna niemand.”

Oelbrandt: “Bij mij ook niet. Terwijl wij ook technisch gezien tot de meest professionele goochelaars van het land behoren. Maar de goochelclubs komen niet. Waar zitten ze?”

Demey: “Het is voor mij juist een van de belangrijkste redenen om met die clubs contact te houden. Ik ben jurylid bij wedstrijden, ik zit in de Belgian Magic Federation, precies om daar de boel een beetje op te poken. Zij staan voor de hele Belgische goochelsector, zij volgen dus wat de meerderheid van hun leden denkt. Toch geven ze me de kans om wat tegen de schenen te schoppen.”

Oelbrandt: “Ik ben uit mijn goocjelclub gestapt. Als twaalfjarig mannetje ben ik ooit op mijn vingers getikt. Mijn techniek was feilloos, maar mijn schoenen waren niet gepoetst. (blaast) Al die normen, al die regels.” 

Demey: “Ik begrijp het. Maar ik zie het net als mijn opdracht om dat soort dingen tegen te gaan. Ik doe mee om te stoken. Ik zou niet liever hebben dat er vanalles beweegt - zonder daarmee ter willen zeggen dat iedereen en alles moet veranderen in onze richting. Alles mag bestaan. Kijk, ik voel ook bij de Belgian Magic Federation een wil om vooruit te gaan. Maar er is, eerder dan onwil, ook nog veel onwetendheid.” 

Frankrijk kent vandaag, naar analogie met het nouveau cirque, de magie nouvelle - zouden jullie zichzelf onder deze term scharen? 

Demey: (knikt)

Oelbrandt: (twijfelt): “Ik hou zelf niet zo van die term. Het is een stroming die door Frankrijk nogal sterk geclaimd wordt en onder strakke kaders valt, terwijl daar in Scandinavië al veel vroeger mensen mee bezig waren. Ik vind het hokjesdenken een beetje gevaarlijk.”

Demey: “Anderzijds voel je wel dat we, als we naar het buitenland gaan, in die termen worden omschreven - magie nouvelle, maar er vallen ook woorden als ‘Belgisch surrealisme’ of ‘magisch-realisme’. Iets van de beeldvorming die aan de Belgische kunstenaars en podiumkunstenaars tout court kleeft, wordt ook op ons toegepast. Net zoals het etiket ‘vernieuwend’ of ‘experimenteel’. En dat is niet onterecht, vind ik.”

Oelbrandt: “We hebben dankzij een zeer open kunstenbeleid inderdaad lange tijd mogen experimenteren - al wordt die ruimte voor experiment de laatste jaren steeds minder. Maar er zijn veel zaadjes kunnen ontkiemen: in de podiumkunsten, daarna in het circus. Ook goochelaars die willen vernieuwen kunnen daar nu de vruchten van plukken. En hopelijk gebeurt dat in de toekomst nog veel meer dan vandaag.”


Auteur: Evelyne Coussens
Dit artikel verscheen in de tweede editie van het internationale magazine (augustus 2023).

Rode Boom
Rode Boom
Tim Oelbrandt