De ‘wipwap’. Zo doopten grondacrobaten Xenia Bannuscher en Dries Vanwalle de rolbeweging die ze over en weer op hun ruggengraat maken. De basis voor hun rugrol werd gelegd in circushogeschool Codarts, waar de twee zich specialiseerden in acro-dans, maar het is met René, de allereerste voorstelling van hun gezelschap Sinking Sideways, dat zij deze beweging nu tot op de bodem proberen uit te spitten. Gedwongen ongehaast.
Op Instagram delen ze foto’s van de kneuzingen die hun rugwervels het uitzicht geven van een reptiel. Dit wordt een gesprek waar dunne lijnen door lopen. Tussen pijn en plezier, tussen zwijgen of spreken. Of, om er nog één te noemen, die tussen dans en circus.
Xenia Bannuscher: “Zouden we wat wij doen ‘dans’ noemen, dan zou de vraag wat het wel of niet is niet vallen.”
Dries Vanwalle: “Onze discipline heet acro-dans. Ik heb er iets raar mee: ik denk niet dat ik mezelf ooit een danser zou durven noemen, ook al zou ik uitsluitend in dansvoorstellingen meedoen en exact hetzelfde als alle andere dansers uitvoeren. Gewoon omdat ik circusschool heb gedaan en geen diploma als danser heb.”
Xenia: “Het ‘dans’ labelen zou op een manier als een easy way out voelen. Om te profiteren van een kunstvorm die al gevestigd is. Voor mij gaat het ook over mijn achtergrond en over de kunstvorm waaraan ik wil bijdragen. Circus is in zoveel verschillende richtingen aan het evolueren en het is erg bevredigend om daaraan mee te werken. Dansers zouden deze voorstelling ook kunnen maken, maar hun weg om er te geraken zou zo verschillend zijn.”
Down to earth
De twee performers, nu nog naast de spotlights, kijken toe terwijl het publiek binnensijpelt. Kleine handelingen verraden hun verlangen naar focus: handen die zich nog niet stil laten houden, een pluisje van de matten plukken. Dan betreden de twee lijven de scène. Na een korte knik komt de eerste rol, die meteen op een ‘wip’ blijft steken, de benen in de lucht. Veertig minuten later rollen de twee nog steeds. De rubber matten die hun rug(gengraat) moeten ontlasten, geven al die tijd krakend het ritme mee. De ganse voorstelling houden ze ruggelings contact met de ondergrond. Het is alsof het hen ook figuurlijk down to earth maakt.
Xenia: “Ik denk dat het inherent is aan wat we doen: de grond opzoeken, de grond ontmoeten.”
Dries: “We gebruiken daarvoor onze lichamen. Ik heb vroeger wel gejongleerd, maar ik heb al heel lang niet meer met objecten geïmproviseerd.”
Xenia: “Er zijn geen andere props, alleen de vloer, om mee te werken. Soms vragen we ons af of het wel genoeg is, of het wel genoeg circus is, maar de focus komt daardoor op de eenvoud te liggen. Het dwingt ons om enkel de vloer te gebruiken en daar ook niet van weg te gaan door allerlei lagen of elementen toe te voegen. Ik voel me veel kwetsbaarder met een ding op de scène waar ik me dan tegenover moet gaan verhouden.”
René draait rond herhaling en synchroniciteit. Hoe werken jullie daarnaartoe?
Dries: “Wij hebben twee heel verschillende lichamen. Ik ben één meter tachtig en jij bent?”
Xenia: “Eén vijfenzestig.”
Dries: “Er is dus een groot verschil in lengte. Mijn armen zijn in verhouding ook heel lang. Synchroniciteit is moeilijk te bereiken.”
Xenia: “De twee lichamen functioneren op een andere manier.”
Dries: “We filmen de repetities, of we observeren elkaar, hoe de ander de beweging uitvoert. Dan zie ik bijvoorbeeld dat zij haar benen hoger opduwt, of ik mijn armen anders plaats, en zoeken we een middenweg in de beweging. Of ik probeer het op haar manier te doen om zo te ontdekken wat de beste manier is om de beweging te maken, voor beide lichamen. Eens we daar uit zijn, proberen we het op die manier in te studeren.”
Xenia: “De muziek is gebaseerd op de klank van een metronoom, dus aan die beat kunnen we de bewegingen ophangen. Al gebeurt het ook dat iemand uit de maat valt en dan moet de ander zich aanpassen.”
Dries: “De synchroniciteit is heel belangrijk, maar het is ook interessant om te zien hoe twee diverse lichamen zich bewegen en waar de verschillen zitten in dezelfde handeling. We herhalen de bewegingen keer op keer, zodat mensen effectief de tijd hebben om de gelijkenissen en verschillen op te merken. We vergroten die verschillen niet bewust uit, maar ze zijn er sowieso.”
Xenia: “Als we bijvoorbeeld hurken en met onze arme zwieren, komen de handen van Dries tot aan de grond, omdat zijn armen zo lang zijn, terwijl de mijne door de lucht zwieren. Het zijn zulke details, en de focus op iets zo kleins als een verschil in armlengte, die ik zou willen meegeven aan het publiek. Hen laten kijken naar wat er in de eenvoud schuilt. Dat ze in het begin misschien iets hebben van ‘gaan jullie nu de hele tijd rollen’, er een zekere weerstand tegen voelen, maar na verloop van tijd in een soort trance komen. Dan ontstaat er opwinding over de kleinste verandering die we inzetten in de eindeloze herhaling.”
Onze omgang met repetitiviteit, is dat wat jullie uitspitten in deze creatie?
Dries: “Het is één van de thema’s die we onderzoeken.”
Xenia: “Voor mij gaat het ook over wat circus is, of kan zijn. Vaak wordt gezegd dat circus over risico gaat. Ik denk dat het ook opgaat voor wat wij doen. Alles is gechoreografeerd. Het risico schuilt in de fouten die we kunnen maken in de eindeloze herhalingen. Maar ook in die herhaling zelf: sommigen zullen het misschien heel saai vinden. En dat is natuurlijk helemaal prima, niet iedereen moet het leuk vinden. Maar als je er in mee wil gaan, wordt de spanning van de herhaling en het risico dat erin schuilt net interessant.”
Dries: “Er is ook de fysieke uitputting van de hele tijd dezelfde beweging uit te voeren, veertig minuten lang.”
Xenia: “Eénenveertig!”
Dries: “De wipwap-beweging op zich is niet zo zwaar, maar na een tijdje wordt het wel uitputtend.”
Xenia: “Ik hou erg van herhaling. Ik heb het gevoel dat ik het misschien die richting heb uitgestuurd. Ik luister naar dezelfde songs op repeat, desnoods voor vijf uur, of doe repetitieve handelingen zoals een boek binden.”
Dries: “I don’t get that. Ik hou van de herhaling in René, maar uren naar hetzelfde nummer luisteren? Twee keer vind ik al veel.”
Xenia: “Tijdens de voorstelling is het heel bijzonder om te voelen hoe je in een concentratie en trance komt, waardoor je lijf het blijft doen zonder dat je hoofd er nog bij na moet denken. Dan kan ik focussen op bijvoorbeeld hoe ik mijn vingers houd.”
Dries: “Het lichaam neemt het over.”
Ik zag beelden van kneuzingen op jullie ruggen. Hoe verhouden jullie zich tegenover pijn?
Xenia: “Ik ervaar het niet negatief. Ik doe al mijn hele leven aan sport en hou ervan om mijn lichaam tot een punt te drijven waarop het iets heel goed beheerst. Al denk ik niet dat pijn noodzakelijk deel uitmaakt van circus. Lijden misschien op een manier wel: circus gaat, hoe je het ook benadert, over training en focus. En daarin bereik je een punt waarop je denkt dat je niet goed genoeg bent, of de eindeloze herhaling je zwaar valt. Het is een mentaal lijden. Helaas voor ons komt er in deze voorstelling ook fysieke pijn bij kijken.”
Dries: “In het begin wilden we per se zonder matten op de vloer werken, zodat we konden toeren met het openbaar vervoer. Maar mijn ruggengraat steekt nogal uit, dus ik rol daar de hele tijd op, en jij rolt op de spieren op de zijkant van je rug. Na een tijdje brandt het.”
Denk je dat het gezond is?
Xenia: “Het kan erg ongezond zijn, maar ik heb het gevoel dat wij weten tot welk punt we het kunnen duwen. Binnen onze samenwerking voelt het erg veilig om aan te geven als iemand moe is, of pijn heeft, en dan lassen we een fysieke rustdag in, doen we computerwerk of praten de dingen door. In een productie van iemand anders zou ik me wellicht verder pushen, dan vind ik het moeilijker om aan te geven dat mijn lichaam eronder lijdt. Maar jij kijkt alsof je het daar niet mee eens bent?”
Dries: “Ik weet het niet. Ik heb het gevoel dat ik wel weet hoe ik voor mijn lichaam moet zorgen, maar soms doe ik toch gewoon door. Terwijl ik weet dat het dom is. En jij doet dat ook.”
Xenia: “Dat is wellicht heel eigen aan circusartiesten.”
Zijwaarts zinken
Xenia: “We wisten al van het begin heel goed waar we met René naartoe wilden en hadden daar hetzelfde gevoel en gedacht over. Er is geen punt geweest waarop onze kijk op wat het moest worden echt totaal anders was, dus we hebben ook nog geen grote compromissen moeten sluiten. Het is niet zo dat er iemand op een bepaald moment een clown op de scène wilde.”
Sinking Sideways is eigenlijk een trio, geen duo. Voor de tweede creatie ‘Cécile’ vervoegt Raff Pringuet het duo.
Dries: “Ik haat het woord wipwap nog steeds.”
Xenia: “Maar it makes sense, we gaan van ‘wip…wap’.”
Dries: “Ik weet het, maar ik zou het op een keer toch graag vervangen door een ander woord.”
Xenia (gemaakt streng): “We houden ons er nu aan.”
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #68 (september 2021) // Auteur: Ine Van Baelen // Foto’s: Michiel Devijver